Roerende inkomsten
Aanpassing tarief roerende voorheffing
Kleine vennootschappen kunnen onder bepaalde voorwaarden een verlaagd tarief voor roerende voorheffing genieten op uitgekeerde dividenden, in plaats van het standaardtarief van 30%.
Het VVPR bis-regime blijft enkel van toepassing op aandelen die zijn uitgegeven vanaf 1 juli 2013, zowel bij de oprichting van de vennootschap als bij een kapitaalverhoging. De aandelen moeten volledig volstort zijn en op naam staan, en mogen – behoudens uitzonderingen – na inbreng niet meer worden overgedragen.
Wanneer alle voorwaarden zijn vervuld, geldt voor dividenden onder het VVPR bis-regime:
20% roerende voorheffing bij uitkering na drie jaar.
15% roerende voorheffing bij uitkering na vier jaar of later.
Daarnaast kunnen kleine vennootschappen een deel van hun belaste winst overboeken naar een liquidatiereserve. Hiervoor geldt een anticipatieve heffing van 10%. Bij latere uitkering is extra roerende voorheffing verschuldigd:
5% bij uitkering na minstens vijf jaar.
20% bij uitkering binnen de vijf jaar.
Geen bijkomende heffing bij uitkering bij vereffening.
Om de belastingheffing te harmoniseren, wordt de wachttijd voor voordelige uitkering van de liquidatiereserve verkort van vijf naar drie jaar. Tegelijk stijgt het gunsttarief van 5% naar 6,5%, wat neerkomt op een totale belastingdruk van 15% (in plaats van de huidige 13,64%). Uitkeringen binnen de drie jaar blijven onderworpen aan het standaardtarief van 30%.
Het VVPR bis-regime blijft verder ongewijzigd.
Auteursrechten
De bestaande fiscale regeling voor auteursrechten wordt uitgebreid naar inkomsten uit computerprogramma’s, waardoor deze opnieuw onder het voordelige regime vallen.
Effectentaks
In plaats van een verhoging van de taks op effectenrekeningen (van 0,15% naar 0,25%), zal de regering onderzoeken hoe ontduiking van de jaarlijkse heffing beter kan worden aangepakt, in lijn met de aanbevelingen van het Rekenhof.
Carried interest
Een specifiek en competitief carried interest-regime wordt ingevoerd om de fondsenactiviteit in België te stimuleren. Dit voorziet in een maximale belastingdruk van 30% op inkomsten uit roerende goederen, zonder impact op bestaande plannen.
Onroerende inkomsten
Afschaffing federale interestaftrek op tweede verblijven
De federale interestaftrek voor tweede verblijven wordt volledig afgebouwd.
Beroepsinkomsten
Hoger nettoloon voor werkenden
De regering wil het nettoloon verhogen via:
Een hogere belastingvrije som voor werkenden.
Verlaging van de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage en verhoging van de tewerkstellingspremie.
Vereenvoudiging en harmonisatie van collectieve bonussystemen (CAO 90, winstbonus, etc.).
Wettelijke regeling van het flexibele beloningssysteem, waarbij maximaal 20% van het brutoloon ingeruild mag worden voor alternatieve verloning.
Mobiliteitsbudget
Het bestaande mobiliteitsbudget wordt hervormd tot een universeel mobiliteitsbudget, ter vervanging van de huidige regelingen voor werkgeverssteun bij woon-werkverkeer en privéverplaatsingen van werknemers.
Kosten eigen aan de werkgever
Er wordt een wettelijk kader uitgewerkt voor de fiscale behandeling van kosten eigen aan de werkgever.
Tweede pijler pensioenopbouw voor zelfstandigen
De verschillende pensioenregelingen voor zelfstandigen (VAPZ, IPT, POZ) worden geharmoniseerd en vereenvoudigd, met een herziening van de 80%-regel.
Nieuwe belastingaftrek voor zelfstandigen vanaf 2027
Zelfstandigen, zowel in hoofd- als bijberoep, krijgen een nieuwe belastingaftrek voor een eerste schijf van hun inkomen (na aftrek van beroepskosten en sociale bijdragen). Dit bedrag wordt in 2029 verder verhoogd.
Aanpassing expatregime
Om internationaal talent aan te trekken en te behouden, worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
De vergoeding voor kosten eigen aan de werkgever stijgt van 30% naar 35%.
Het plafond van €90.000 voor deze vergoeding vervalt.
Het vereiste minimale brutosalaris daalt van €75.000 naar €70.000.
Meerwaardebelasting
Een algemene meerwaardebelasting van 10% wordt ingevoerd op financiële activa, inclusief crypto-activa. Deze belasting geldt niet met terugwerkende kracht en vrijwaart historische meerwaarden. Enkel vermogenswinsten behaald na de invoering van de maatregel worden belast.
Er gelden vrijstellingen ter bescherming van kleine beleggers:
Een basisvrijstelling van €10.000 (te indexeren).
Voor belangrijke participaties (≥20%):
Vrijstelling op de eerste €1 miljoen.
2,5% belasting op meerwaarden tussen €1 miljoen en €2,5 miljoen.
5% belasting op meerwaarden tussen €5 miljoen en €10 miljoen.
10% belasting op meerwaarden boven €10 miljoen.
Minderwaarden op financiële activa worden voortaan aftrekbaar binnen dezelfde inkomstencategorie, maar kunnen niet overgedragen worden naar toekomstige belastbare periodes.